![]() |
![]() |
![]() |
Deze stroming, die ook wel Delftse School wordt genoemd, wil de traditionele (plattelands)architectuur behouden. Belangrijke kenmerken zijn het gebruik van baksteen en hellende daken.
De stroming was invloedrijk door de Delftse hoogleraar Granpré Molière (1924 - 1953) en Rijksbouwmeester Friedhoff (1946 - 1958). De eerste drukte zijn stempel op het onderwijs aan de Hogeschool in Delft. In deze periode waren in de bibliotheek van de opleiding bijvoorbeeld nauwelijks boeken over moderne architectuur te vinden.+zie Wim Ramselaar pp. 93-94 in Jan de Jong, pionier van het plastische getal, Architext, 2013 Friedhoff ontwierp in Den Haag een reeks ministeries in traditionele baksteenarchitectuur. Het in 1929 opgerichte (Rooms) Katholiek Bouwblad was een belangrijk tijdschrift voor de traditionele stroming.
Architecten lieten zich inspireren door traditionele Scandinavische en Italiaanse architectuur. De Scandinavische architecten als Ragnar Östberg (1866-1945) en Asplund golden voor enkele architecten als voorbeeld. Inspiratiebron was onder meer het bakstenen stadhuis in Stockholm van Östberg met zijn kenmerkende toren (1911-1923). Herkenbaar is dit aan de torens in de ontwerpen voor het Boijmans van Beuningen en stadhuizen te Enschede en Hengelo.
Er zijn vooral woningen, kerkgebouwen en raadhuizen in deze stijl gerealiseerd. Voorbeelden zijn diverse tuindorpen en de nieuwe plaatsen in de Wieringermeerpolder en de Noordoostpolder. In de wederopbouwperiode worden onder andere kernen van de plaatsen Middelburg, Oostburg en Wageningen gereconstrueerd.
Johannes Fake Berghoef (1903 - 1994), Gijsbert Friedhoff (1892 - 1970), Marinus Jan Granpré Molière (1883 - 1972), Alexander Jacobus Kropholler (1881 - 1973), Ad van der Steur (1893 - 1953) en Pieter Verhagen (1882 - 1950).
© Architectuur.ORG - 1999 - 2023 | info@architectuur.org | RSS-feed | Twitter | LinkedIn | Facebook