In enkele decennia is de aandacht voor het thema duurzaamheid in de bouw enorm toegenomen. In de jaren zeventig en tachtig had slechts enkele architecten aandacht voor duurzaamheid, waaronder Jon Kristinsson en Ton Alberts. Duurzaamheid had toen echter nog een geitenwollensokken imago.
Tegenwoordig is duurzaamheid doorgedrongen tot de meerderheid van de architectenbureaus die bij elke oplevering in persberichten de duurzaamheid van het gebouw benadrukken. Inmiddels is de aandacht voor duurzaamheid onderdeel van de bouwwetgeving (Bouwbesluit / Energieprestatienorm) en een vanzelfsprekend en een integraal onderdeel van het gebouwontwerp geworden. Architectenbureaus die van duurzaamheid hun handelsmerk hebben gemaakt zijn bijvoorbeeld RAU en architectenbureau Paul de Ruiter. Thomas Rau van het eerste bureau ontwikkeld met onder meer Philips producten als Turntoo die geënt zijn op een verschuiving van bezit naar gebruik. Hierbij huurt de gebruiker bijvoorbeeld verlichting in plaats dat hij verlichtingsarmaturen koopt.
Een compacte bouwvorm, een optimale oriëntatie op de zon, de positie en grootte van raamopeningen, het materiaalgebruik en de gebouwinstallaties zijn belangrijke factoren om een duurzaam gebouw te realiseren. Om energie op te wekken kunnen PV (Photo-Voltaïsche) cellen worden geïnstalleerd. De vraag naar een compacte bouwvorm leidt er toe dat vaak atria en vides worden ingezet. Geschikte functies voor deze ruimten zijn echter vaak niet te vinden. Op het gebied van installaties worden betonkernactivering (koeling in verwarming in de betonvloer), warmte-wisselaars en warmte en koude opslag (WKO) steeds meer toegepast. Voor woningbouw is het passiefhuis concept ontwikkeld. Hierbij wordt ingezet op het beperken van de grote kostenpost voor verwarming door veel te investeren in isolatie en kierdichting. Ook wordt er gewerkt aan Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG), nul op de meter woningen en energieleverende gebouwen.
Er zijn vele keurmerken die gebouw(ontwerpen) een soort milieuscore aan geven. De bekendste labels op gebouwniveau zijn BREEAM (Building Research Establishment Environmental Assessment Method), LEED (Leadership in Energy and Environmental Design), GPR Gebouw en Greencalc+. Ook bestaan er beoordelingen voor materialen, waarin de levenscyclus van materialen wordt geanalyseerd, Life Cycle Analysis (LCA). Michiel Haas en zijn Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE) levert overzichten met milieuscores voor materialen en hun toepassing. Cradle to Cradle (C2C) van Braungart en McDonough gaat uit van het recyclen van materialen. Om dit circulair bouwen makkelijker te maken ontwikkelde Thomas Rau het Materialenpaspoort, waarin bij oplevering is beschreven welke materialen bij de bouw zijn gebruikt en hoe ze zijn verwerkt.
Bij duurzaamheid in de bouw wordt vooralsnog vooral gefocust op gebouwniveau. Een integrale stedenbouwkundige aanpak, waarbij ook bereikbaarheid via openbaar vervoer in beeld komt, ontbreekt veelal.
|
Duurzame architectuur Ed Melet - NAi Uitgevers - 1999 | |
|
Green Dream - How future cities can outsmart nature Winy Maas, Pirjo Haikola, Ulf Hackauf ea - NAi Uitgevers - 2010 |
© Architectuur.ORG - 1999 - 2025 | info@architectuur.org | RSS-feed | Twitter | LinkedIn | Facebook